wedstrijd 2021

Poëzieprijs 2021

Categorie D

Thema categorie - SMS Poëzie

3de plaats

Zondagavond IC 3619 De Panne

Zondagavond, IC 3619 De Panne (19:52) – Landen (23:21)

Of deze trein toch wel zeker naar Landen gaat, vraagt hij, in het Engels. Ja hoor, zeg ik, heel zeker, Landen is het eindstation, en trouwens, dat is ook mijn bestemming, hij moet dus uitstappen als ik uitstap.

Hij bedankt mij opgelucht en gaat achter mij zitten. Er is een andere jongeman bij hem en ze praten in een taal die ik niet begrijp. Een paar minuten eerder had hij het ook al eens gevraagd. Hij is het prototype van een transmigrant. Een magere zwarte jongen met grote ogen die veel te ernstig kijken. Eritrea, vermoed ik.

Vlak voor Leuven komt de treinbegeleidster langs. Wij kennen elkaar al. Ik zit hier al bijna drie uur. Ze is een opgewekte, zelfzekere meid. Zij hebben geen tickets.

“No tickets, no train” zegt ze rustig maar kordaat, “please leave the train here”. Ze staan op en lopen naar de deur. “Thank you” zegt hij nog in het voorbijgaan. Ik durf hem niet aan te kijken en mompel “sorry”.

Op het perron lijkt ze hen nog aanwijzingen te geven waar ze naartoe kunnen. Wanneer de trein terug vertrekt, komt ze naar me toe. Ja, zegt ze, dan moet ik van mijn hart een steen maken. Ik probeer hen altijd uit te leggen dat ze bij het Rode Kruis gratis treinkaartjes kunnen krijgen. Toch als ze in België asiel willen aanvragen.

Maar ze willen meestal naar Engeland. Ik weet niet waarom. Het is daar toch ook het aards paradijs niet.

Het zijn sukkelaars, zeggen we tegelijkertijd. Wat zochten ze in godsnaam in Landen, vraag ik. Engeland, dat is toch de andere kant uit? Ja, maar Landen ligt aan een afrit van de E40 hé… In principe zou ik er de politie moeten bijhalen. Maar als ze niet moeilijk doen, laat ik ze gewoon gaan. Het zijn toch ook maar mensen. Ze hebben niets misdaan.

Soms blijven ze in je hoofd spoken. Waar moeten ze naartoe, wat moet er van hen worden. Ook maar mensen. Sukkelaars.

Af en toe, zegt ze, komt iemand trots zijn papieren tonen als zijn aanvraag aanvaard is. Dat maakt niet mijn dag, maar mijn hele week goed.

We naderen Landen. Ik ben de enige passagier die meerijdt tot het eindstation. Het hadden er nog twee meer moeten zijn.

Hun grote, ernstige ogen vergezellen mij in de nacht.

Kathleen van Quickenborne