Zeppelin
Hij heeft een zeppelin gebouwd uit steen. In de damp van het zonlicht
lijkt hij meer op een trechter van treurnis.
Hij is een onvoltooide man. Vierenvijftig jaar gewacht om nu te zien
hoe een huid zich losmaakt van een schedel.
In een feilloze cadans vernielt hij het bos. Klemt zijn handen om de grauwe bast.
Raakt met een bijl de grond tot zijn geheim zinkt in de zwarte aarde.
Om hem heen breekt onherroepelijk de tijd.
Hij is slechts wie hij lijkt te zijn. Een mens in rampzalig verval.
Hij sleept gedachten mee als wielen door het zwarte veld.
Angst zet zich in zijn kaak en keel. De schreeuw van een uil in de verte.
Verdriet dat naar hem op zoek is.