Stadsdichter worden
Als ik ooit schilderdichter word van deze stad,
en deze kans is hoogst gering,
dan schilder ik de kathedraal in roze,
de trams in dambord wit en zwart
en in gebroken groen den boerentoren.
Dan schrijf ik op de witgekalkte muren
van banken en bordelen,
met vette olievingers de "boerencharleston"
en van de suikerrui tot aan de opera
in 34 metershoge Droste's chocoladeletters
de eerste regel van het "huwelijk":
"toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd".
Dan word ik een en al graffiti
en spuit op kerken en stadhuizen,
in een hagelbui van woorden,
de honderd klokken van Maria Lecina.
Dan laat ik op de vijvers van het park
duizend letterkoekjes drijven
tot één groot en suikerzoet gedicht
en vraag aan kinderen met pijpenkrullen
wie Joke, Bart en Tom wel kunnen wezen.