Een koek van Proust
Zo’n zondag – de uren na de noen,
het kan winter zijn, lente of iets anders.
Een radio – het moet een radio zijn –
staat aan en zorgt klassiek en zacht
voor het perfecte achtergrondbehang
van zo’n zondag op de uren na de noen.
Je hoort het nauwelijks maar het is er wel.
Een stem, een strijkje, iets met hoge noten
uit een ver verleden lijkt het even maar,
waardoor je op zo’n ellenlange zondag
door de uren na de middag wordt geloodst
met herinnering en zielenzalf.
Maar ben je daar wel zeker van? Nee:
het zorgt niet voor de rust van het herkennen, maar
het raakt beslist een snaar van weleer.
Er was iets, onzeker weten, zo lang geleden,
of was het niets: een wafel, de rook van een sigaar,
iets ouds wat nu weer jong wordt na de noen.
Het kan ook een onbesuisde windvlaag zijn,
ongecomponeerd gefluit langs een omheining,
die ene schrille uithaal van een krekelstem,
het geknisper van lichtblauw pakpapier
of een zeker weten déjà vu vergeten
van een vouw in de verleden tijd.
Daar dient zo’n zondag voor, zeg je dan.
Maar het blijft hangen, als gefilterd licht
in takken. Je weet het niet en wel
dat het weer daar kan zijn omdat het
altijd is geweest en nooit meer niet kan zijn. Misschien
zijn we voor zoiets veel te klein.