Bezoek
Welkom, lacht de gastvrouw, luchtig ons gekus ontvangend
naast de trendy overjassen en de bloemen die niet hoefden.
Zoekend naar een vaasje, bukt ze cellulitisvrije billen bloot.
Hoe blijft zo’n beauty eeuwig jong? Ik vraag het, knipogend.
De roadsters, pralend op haar voorplein, zijn gestroomlijnder
dan onze tafelende buiken. Uitgebreid gedronken wordt er
om elkaar aantrekkelijk, de dode oesters lekkerder te maken.
Vitters? Wij? We klagen enkel over files en politie, later over
exen, hulpjes en onsterfelijke erftantes, om vóór het krieken
fanatiek te eindigen bij politiek en welke God? Vergevend
kwelen wij een vredeshymne. Valse bassen echoën in kelken,
waarin pipi van een engel wordt geschonken - dank u, beauty.
Psalmgezang en schertsgesprekken vallen ’s ochtends stil.
Geen gast wil langer dralen dan hij welkom is. Vertrekkend
wijs ik op geblek aan watel in het vazeke. Ze vindt me lief,
zoals ze zwaait, al weet ik niet waarom en waarom niet?